25 januari 2012

Ding-dong


Aan de deurbel herkent men zijn bezoek. Kent u dit gezegde? Waarschijnlijk niet. Geen spreekwoordenboek rept er over. De uitdrukking is verzonnen. Toch zit er een kern van waarheid in. Geen huis immers zonder voordeurbel en geen bewoner die voor het openen van de deur de aard van de onbekende beller al niet eens raadde. Dat voorgevoel heeft te maken met het aantal keren dat wordt aangebeld. Collectanten - dat zijn er in deze omgeving rond etenstijd nog al wat - bellen meestal maar één keer. Post- en pakketbezorgers bellen doorgaans twee keer. Kort achter elkaar drie maal of meer keren bellen betekent óf onheil óf een bel-ami die weet dat je thuis bent. Ons huis kent twee voordeuren. Een deur geeft toegang tot de woning, de ander tot de aangebouwde studio. Toch hebben wij maar één deurbel. Het is een draadloos systeem. De zender met drukknop bevindt zich aan de buitengevel naast het huisnummer en onze namen. Het batterijgevoede ontvangststation hangt in de bijkeuken. De ding-dong is aldus waarneembaar in zowel de woning als het kantoor. Beiden horen wij de bel nog goed, hoewel een van ons aardig doof begint te worden. Hij is ook degene die geen gehoor geeft aan de wens van de ander om een hond in huis te nemen. Mocht hij het geluid van de deurbel niet meer horen dan ligt daar haar kans om dit te veranderen. Er bestaan namelijk signaalhonden voor slechthorenden en doven. Zodra deze daartoe opgeleide dieren een fluitketel, een magnetron, een wekker, een brandalarm of een deurbel horen, leiden zij hun bazen naar de geluidsbron. Blaffen of grommen naar de krantenbezorger, de postbode, de collectant, de huizenkoper of welke beller dan ook doen ze niet. Signaalhonden zijn lief, zij zijn geen waakhonden. Die hebben we in Molenrij niet nodig. Ons huis is geen belfort. Aanbellen staat vrij. Dit ding-dong signaal wilden we toch even kwijt.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren