Ruim de helft van de Nederlanders zingt onder de douche, zeggen onderzoeken. De vraag naar het waarom van deze drang wordt onder andere beantwoord op de even curieuze als veelzijdige website Goeievraag.nl. ‘Omdat niemand mij dan kan horen’ en ‘onder de douche ben je zo ontspannen dat je vanzelf gaat zingen’ zijn slechts twee van de vele reacties die de vraag uitlokte. Wat Nederlanders in hun natte cellen ten gehore brengen is eveneens onderzocht. De stemming is bepalend. Zijn we blij dan zingen we vrolijke nummers van Frans Bauer of Jan Smit. Zijn we humeurig of boos dan staat de badkamerklassieker ‘Krijg toch allemaal de klere’ uit de musical Ciske de Rat hoog genoteerd. Werk van André Hazes is favoriet bij eenzame en/of verliefde douchers. Wij behoren, als het op douchen aankomt, tot de zwijgende minderheid. Ons hoor je niet veel in onze ruime en ingetogen badkamer naast de keuken op de begane grond. Slechts een van ons neuriet (bromt) er zo nu en dan hardop. Joost mag weten waarom maar zijn repertoire tijdens de 5 á 10 minuten dat hij het warme stortwater weldadig over zich heen laat stromen, omvat doorgaans slechts twee nummers: Don´t cry for me Argentina uit de musical Evita en het Slavenkoor uit de opera Nabucco van Verdi. Zijn voorkeur voor deze meezingers heeft ongetwijfeld te maken met akoestiek. Op Goeievraag.nl werd ook al verwezen naar de echo c.q. nagalm in badkamers. Ruim 90 procent van het geluid wordt er door tegels en andere harde materialen teruggekaatst. Badkamers klinken per definitie hol. Geluidkundig gezien zijn het de beroerdste ruimten die je maar kunt bedenken maar ze zijn wel uitermate geschikt voor de naakte one man shows van zelfs de meest ongetalenteerde zangers met de akeligste stembanden. In de beslotenheid van hun Singing in the rain doucheruimten kunnen zij ongestraft uit hun dak gaan. Zo ook in onze natte cel (wat een koude douche die term) met ligbad, douche, mengkraan, tijdgelimiteerde elektrische dampafzuiger, centrale verwarming, handdoekenrekken, spiegel en andere voorzieningen. Wij kunnen u verzekeren: de akoestische showerpower van onze badkamer is onovertroffen. Nat-achter-de-oren-zangers komen er ruimschoots aan hun trekken.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Het was in 1712 Pierre Bailly de Montaran, abt van een klooster in Dijon, die als eerste de Ribes Nigrum beschreef als basis voor een ‘levensverlengend elixer’ tegen alle mogelijke kwalen. De Zwarte Bes, zoals de struik hier te lande heet, zou helpen tegen jicht en reuma, tegen astma en chronische bronchitis, en tegen prostaat-, blaas- en andere ontstekingen. Tegenwoordig wordt tevens aangenomen dat bepaalde stoffen in de plant cholesterolverlagend werken en vergeetachtigheid (Ziekte van Alzheimer) vertragen. Het zijn niet zozeer de vitamine C rijke bessen zelf die heilzaam werken als wel de bladeren en vooral de knoppen van de Ribes Nigrum. Wij beschikken in onze moestuin over drie zwarte bessen struiken. Ware lentebodes zijn het. Half maart al ontloken ze dit jaar. Geen boom of struik die eerder blad toont dan de Ribes Nigrum. Tot voor kort hadden wij geen benul van haar geneeskrachtige werking, laat staan dat we ooit van Bailly de Montaran hadden gehoord. Wij concentreerden ons uitsluitend op de oogst eind juni, begin juli van de vruchten om er tongstrelende jam van te maken. Ook kaneelijs overgoten met zwarte bessen saus is een delicatesse om je vingers bij af te likken. Waar wij de zelfbestuivende zwarte bessen in onze tuin ook niet voor gebruiken is het zelf vervaardigen van Cassis (frisdrank) of Crème de Cassis (likeur). Francofielen weten dat Dijon niet alleen bekend is om haar mosterd maar ook om haar Crème de Cassis. Niet voor niets heette het centrum van de Bourgogne al ten tijde van De Montaran de ‘stad der zwarte bessen.’ We maken kortom (te) beperkt gebruik van alle mogelijkheden die de zwarte bessen struiken achter het huis bieden. Maar we koesteren de planten wel. Liefdevol gesnoeid komen ze elk jaar tot volle wasdom. Wat er in onze tuin aan vaste planten ook naar de knoppen gaat, niet de zwarte bes. Deze beknopte boodschap lijkt ons van belang voor de mensen die overwegen om dit voorjaar onze bessenstruiken (en ons huis) kopen. Een bekend literair versje luidt intussen: Gaat de winter naar de knoppen, dan is de lente niet meer te stoppen. Het zit er dik in dat de Ribes Nigrum de (anonieme) bedenker van deze dichtregel heeft geïnspireerd.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Van alle gereedschappen in en rondom ons huis en onze tuin hanteren wij het liefst de ‘papegaaienbek.’ Het even simpele als doelmatige instrument is met zijn schokdempende en dus de polsen sparende soft grip handgrepen, en met zijn uitschuifbare handvatten een onmisbaar attribuut. Een speciale beveiliging voorkomt bovendien dat de lagerschroef ongewild losraakt. Kenners weten waar we het over hebben. De papegaaienbek is een lichte kunststof snoeischaar voor dikke (maximaal 4 centimeter) takken. Een dezer weken hebben we het Made in Germany werktuig weer uit het vet gehaald om als gebruikelijk aan het eind van de winter de bescheiden leilinde (drie stammen met ieder acht verticaal geleide hoofdtakken) voor ons huis te kortwieken. Een karwei dat mede dankzij die Duitse ‘snoeisnavel’ inclusief het opruimen van het afval nog geen drie uur in beslag neemt. Peanuts kortom. Zeker als de zon schijnt en de vorst, zoals voorgeschreven bij het trimmen van linden, uit de lucht is. De trouwe lezers van deze blog mogen best weten dat de leilinde in het begin van ons verblijf in Molenrij tot lichte tweespalt leidde. Waar de een wees op het fraaie, oer-Hollandse karakter van de leilinde en de volstrekt ongevaarlijke door bladluizen veroorzaakte honingdauw in het gebladerte zo nu en dan voor lief nam, vreesde de ander gedurende het bladseizoen een mogelijk verlies aan zonlicht. Haar ontging sowieso het nut van een op het oosten gerichte ‘haag op poten.’ Leilinden horen voor zuidgevels staan, luidde (terecht) haar redenering. Het oorspronkelijke doel van de gecoupeerde vegetatie was per slot van rekening om ’s zomers koelte in boerderijen en landhuizen te brengen. Tot een echtelijke halszaak heeft de kwestie gelukkig nooit geleid. Man en vrouw hebben er vrede mee, ook al omdat het uitzicht vanuit de woning nergens in het geding is. Als dit alles ook het lei(d)motief is van de volgende bewoners dan zijn de nog relatief jonge lindebomen voor het adres Haven 12 een lang leven beschoren. Experts hanteren immers als leidraad dat linden eeuwen oud kunnen worden mits niet wordt gesnoeid op een papegaaienbek meer of minder.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en de Nederlandse Mededinging Autoriteit (NMA) twisten over de ruim 10 jaar bestaande woningsite Funda, lazen we dezer dagen in de media. De NMA verwijt de NVM onredelijke concurrentie. Niet NVM-makelaars zijn op Funda duurder uit dan de makelaars uit eigen kring. En huizenverkopers zonder makelaar komen op de woningsite helemaal niet aan de bak. Conclusie: de NVM dient Funda ‘op afstand’ te zetten. De NVM reageerde furieus. De vereniging piekert er niet over om de overigens sanctieloze aanbeveling van de monopoliepolitie op te volgen. De NVM heeft het gevoel ‘te worden afgestraft’ voor het succes van Funda: ‘Wij hebben destijds het risico genomen, de investeringen gedaan en de website continu verbeterd (…) de woningmarkt is door Funda veel transparanter geworden.’ Wij keken op van de berichtgeving. Wat moesten we hier nu mee? Ook ons huis staat te koop op Funda. Net als een kwart miljoen andere woningen. Maar bevoordeeld voelen we ons niet. Voor de vermelding van ons huis op Funda betalen wij via onze (NVM) makelaar immers flink. We besloten tot een eigen onderzoekje. Over succes heeft Funda inderdaad niet te klagen. De site bereikt maandelijks 13,5 procent van de Nederlandse bevolking (2,3 miljoen unieke bezoekers). Slechts woningsites in Australië, Luxemburg en België doen het beter. De financiële resultaten van Funda NV zijn navenant. In 2010 werd bij een omzet van 15,9 miljoen euro een brutowinst geboekt van 6,5 miljoen euro! De uitkomsten in de eerste helft van 2011 zijn nog beter. De omzet steeg in die periode ten opzichte van de eerste zes maanden in het jaar ervoor met 17 procent. De winststijging bedroeg zelfs 25 procent. Verklaringen voor de toenames worden niet gegeven maar je kunt er vergif op innemen dat de gunstige cijfers veel, zo niet alles te maken hebben met de huizencrisis. De grootaandeelhouders van Funda, zijnde NVM (75 procent eigenaar) en Wegener Media, boeren goed. Vandaar onze volgende fantasie: nu met Funda zo veel geld wordt verdiend aan het leed van de onverkoopbare woningen is een gebaar van goede wil naar al die huizenbezitters op zijn plaats. Stel maandelijks via loting één van alle aanbieders op Funda in staat om zijn/haar huis 50.000 euro in prijs te verlagen zonder dat de verkoper erbij inschiet. Slaagt de verkoop, dan neemt Funda die halve ton voor haar rekening. Op jaarbasis kost deze publieksactie weliswaar zes ton maar een beetje goodwill kan Funda onderhand wel gebuiken. Zelfs de waakhonden van de NMA zullen gecharmeerd zijn.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Niet
omdat wij met gniffelend genoegen de romancyclus Het Bureau van J.J. Voskuil
lazen maar vanwege onze belangstelling voor de Nederlandse taal en cultuur in
het algemeen komen we met enige regelmaat terecht op de website van het
Meertens Instituut in Amsterdam. U weet: Voskuil baseerde de serie boeken op
zijn loopbaan bij deze wetenschappelijke instelling. Een van de aardigste bezigheden
van het instituut is de Nederlandse Voornamenbank met 500.000 unieke persoonsaanduidingen.
Laatst zochten en vonden we er de oorspronkelijk Groningse naam Taco, een koosnaam-afleiding van het oud-Germaanse
Tait (volk). Wat bleek? Van alle
circa 1350 Taco’s in Nederland (stand 2010) woont er niet één in onze gemeente.
We zijn geschokt. Want was eind 12e eeuw juist niet ene Taco de Founding father van twee kloosters
waaraan ons buurdorp Kloosterburen (vroeger: Oldeclooster) en het aan de andere
kant van Molenrij gelegen buurtschap Nijenklooster hun namen danken? Het enige
wat aan Taco herinnert is de naam van een straatje in het nog steeds als ‘katholieke
enclave’ te boek staande Kloosterburen. Verder niets: geen naamgenoten, geen
standbeeld, geen plaquette, geen Taco-vereniging, helemaal niets. Begrijpelijk
is dat gebrek aan postume eerbied wel. Er is immers weinig bekend over Taco.
Uit historische bronnen blijkt slechts dat hij een welsprekende lekenbroeder
was die zich samen met zijn (half)broers Alard, Meinold en Ekard rond 1175
afscheidde van een klooster in Friesland. Onduidelijk is of Taco daar met ruzie
vertrok of dat dit klooster, mede door zijn charisma, te vol was geraakt. Hoe
dan ook: Taco stichtte korte tijd later een dubbelklooster (mannen en vrouwen)
op de plek van het huidige Kloosterburen. Aan dit dubbelleven kwam rond 1204
een einde met de stichting van een tweede klooster. De mannenbroeders woonde
voortaan in Oldeclooster, de zusters in Nijenclooster. Of andersom. De bronnen spreken
elkaar op dit punt tegen. Beide oorspronkelijke kloosters, niet meer dan religieuze
boerengemeenschappen in feite, bestaan niet meer. Eeuwen geleden verdwenen zij
van de aardbodem. Maar dat wil niet zeggen dat we Taco niet blijvend zouden
moeten gedenken als dé beminde stichter van de samenleving hier. Trouwens, nu
we toch aan het terugblikken zijn: wie was eigenlijk de founding father van het
pas veel later ontstane dorp Molenrij? Een standbeeld aan de kop van de haven
is het minste dat we deze historische figuur verschuldigd zijn.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Vroeger
was het vanzelfsprekend, schreef een krant eens: winter voorbij, kachel uit en
poetsen maar. Het voorjaarszonnetje leidde in veel huishoudens tot de grote
schoonmaak. Met het oog op de verkoop van ons huis en onze verhuizing zijn wij midden
in de winter al met deze operatie begonnen. Dat wil zeggen: we ontdoen onze
woning, studio en schuur van spullen waar we niet naar omkijken. Kleding en
andere goed dat nog geld oplevert, verkopen we via internet. Oud hout verstoken
we in de kachel. Ter ziele apparatuur, oud ijzer en plastic voorwerpen brengen
we naar de lokale of regionale milieustraat. Onlangs was het de beurt aan het klein
chemisch afval (KCA). Elke donderdag is een chemokar in de buurt. Op vaste
‘haltes’ wordt KCA ingezameld. Wij met een doos vol flacons en blikken met chemische
inhoud naar het dichtstbijzijnde inzamelpunt. Twee ‘scheidkundigen’ in oranje pakken
verwelkomden ons. Hoe moet je de bemanning van een chemokar anders noemen - ze
scheiden immers scheikundig afval? KCA-ers? Chemogasten? Dan klinkt
chemogabbers beter. Niet dat beide mannen stijf stonden van de
spierversterkende middelen maar ze gedroegen zich als gabbers. In een
kameraadschappelijke sfeer aanvaardden zij zonder morren ons zorgvuldig
geselecteerde afval. ‘Geef alles maar,’ stelde de oudste scheidkundige ons
direct gerust: ‘Het verhaal achter al die vloeistoffen, batterijen en
gloeilampen interesseert ons minder.’ Senior oefende zijn vak al zeventien jaar
met plezier uit, zei hij. Bij ons vertrek overhandigde hij nog een voorbedrukt a-viertje
over de chemokar. Wat bleek? Door ons nog gevaarlijk geachte stoffen als
nagellak, inkt, lijm, vlekkenwater, aceton, smeervet en plamuur zijn ‘geen
KCA meer’ en hoeven dus ‘niet meer apart ingeleverd te worden.’ Bij thuiskomst realiseerden
wij ons de portee van deze boodschap. Het zal toch niet zo zijn, bedachten wij,
dat deze stoffen voortaan in de reguliere vuilnisbak gedumpt mogen worden of
doorgespoeld in het toilet. Volgende maand nog maar eens vragen. Dan zoeken we de
chemogabbers als het even kan weer op. Een vervolglesje scheidkunde is nooit
weg.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Welke
voornaam geeft de grootste kans op een notering in de Quote 500, de lijst van
de rijkste Nederlanders? De samenstellers van het klassement gingen het vorig
jaar na. Wat bleek? Modernistische namen zijn aan echte rijken niet besteed. De
voornamen top-5 in de Quote 500 omvat louter 'lekker gezellige oud-Hollandse
namen' als Henk, Joop, Hans en Kees. De meest geziene voornaam in het
rijkenregister is Jan (27x). Kanttekening daarbij van Quote: 'Geen enkele Jan
behoort echter tot de "negennullenclub" wat de uitdrukking "Jan Modaal" ook in
de rijkenlijst waarheid maakt.' Jan Modaal. Jan-met-de-pet. Jan Boezeroen. Jan
Rap. Jan Doedel. Jannenman. Het zijn allemaal nul komma nul namen waaronder de 'gewone'
man in de straat vanouds bekend staat. Jan Splinter (u weet wel, die van de
winter) is er nog zo een. Wij noemen de studio annex atelier bij ons huis wel
eens 'splinteroord.' Het woord atelier is namelijk afgeleid van het oud-Franse astelier (timmerwerkplaats) en astelle (splinter of spaander). Broedplaats
is echter een betere omschrijving voor de ruime, hoge en daglichtrijke ruimte
in een kunst- en cultuurrijke omgeving bovendien (Kunst aan Huis atelierroute Lauwersland, Nacht van Electra, Route 99, Marnecultuur). Want in alle rust denken, scheppen en
werken kún je bij ons aan de Haven in Molenrij. Vorige bewoners gebruikten het direct
aan de tuin grenzende 'zaaltje' onder meer als schildersatelier en yogastudio.
Wij gebruiken de studio (40 vierkante meter) als geestverruimend kantoor én om
te schrijven. Een drietal boeken en vele andere publicaties en initiatieven
kwamen er tot stand. Het ook los van de woning toegankelijke gebouwtje is
kortom een prima locatie voor (beeldend) kunstenaars, auteurs of mensen die op
andere wijze creatief actief zijn. 'Hier zou ik ook wel willen werken,' horen
we bezoekers vaak zeggen. Het pand is evenzeer geschikt om bij het woonhuis te betrekken
maar als verkopers dagdromen we graag dat de volgende bewoner een beroemde
kunstenaar is of wordt met het atelier als voornaamste visitekaartje. Broedplaats,
splinteroord, studio, atelier Molenrij of Safe Haven desnoods: je voelt je hoe
dan ook snel rijk in het lokaal. Je bent er - quote unquote - zo boven Jan.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Weggebruikers winden zich vaak op over verkeerslichten, bleek in 2008 uit een enquête van de ANWB. Ruim de helft van de 750 ondervraagden ergerde zich aan stoplichten die té kort op groen staan. Nog vervelender werden stoplichten gevonden die - vooral ’s nachts wanneer er geen ander verkeer is - nodeloos op rood staan. Met twee auto’s zijn wij actieve verkeersdeelnemers. En ja, ook wij ergeren ons soms aan stoplichten. Neem de voetgangersoversteekplaatsen in enkele dorpen langs de provinciale weg naar de stad Groningen. Daar stoppen voor rood licht als er geen overstekend wild (meer) te bekennen is, doen wij niet graag. Of neem de rondweg om Groningen. Zodra er de beloofde 'groene golf' bij 70 kilometer per uur uitblijft, knarsen onze tanden. In de eigen omgeving hebben we geen last van zulke frustraties. De reden is simpel. Nederland telt volgens Rijkswaterstaat 5500 kruispunten met verkeerslichten. Een stukje rijden zonder ook maar één stoplicht tegen te komen is zeldzaam. Toch is het mogelijk. Wij hebben het voor alle zekerheid geverifieerd bij gemeentelijk voorlichter Han Bos maar De Marne is los van enkele rode lampen bij beweegbare bruggen een van de weinig overgebleven in Nederland gemeenten zonder verkeerslichten. Ergo: stoplichtgefrustreerde inwoners kom je hier niet tegen. Net zo min als je je in De Marne kunt ergeren aan files, flitspalen of te krap bemeten rotondes waar medeweggebruikers geen richting aangeven. Ze bestaan namelijk niet. Han Bos: 'De Marne heeft stoplichten noch rotondes nodig om het verkeer in goede banen te leiden.' Niet iedereen zal het met hem eens zijn - ook in De Marne gebeuren ongelukken - maar zelfs autoschuwe mensen zullen moeten toegeven dat verkeerslichten in autoluwe streken meer irritatie kunnen opwekken dan voorkomen. Of acht u deze stelling te kort door de bocht? In dat geval des te erger voor u want De Marne is voorlopig niet van plan haar status van 100 procent stoplichtvrije gemeente op te geven. Helemaal ongelijk geven wij de gemeente niet. Unique sellingpoints zijn er immers om te koesteren.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.