De sloddervos, de mafkikker, de kamerolifant, de schijtlijster, de werkezel, de luistervink, de kloothommel, de snotaap. De in 2010 overleden graficus en illustrator Peter 'what's in the name' Vos legde deze en andere combinaties van mensen en dieren ooit vast in een Beestenkwartet. Bij het opruimen van ons huis dachten wij dit geestige spel weer tegen te komen maar helaas: we zijn de kaartendoos kwijt geraakt. Vooral vogels boeiden Vos. Wij begrijpen zijn fascinatie. Echte vogelaars kun je ons niet noemen maar regelmatig in vogelboeken bladerende vogelliefhebbers zijn wij in Molenrij en omgeving wél geworden. In, rond en boven onze tuin en het dorp determineerden wij talrijke soorten. Vast en zeker hebben we nog veel types gemist want volgens Vogels van Groningen zijn vanaf 1800 in de hele provincie 380 verschillende soorten waargenomen. We genieten hoe dan ook van ‘gewone’ merels, lijsters, duiven, roodborstjes, mussen, mezen, vinken, meerkoeten, spreeuwen, spechten, eksters en zwaluwen maar veren helemaal op bij bijzondere vogels als zilverreiger, kramsvogel, lepelaar, kiekendief of brandgans. Vier gevederde vrienden zullen we na onze verhuizing het meest missen: Ferdinand, Isidoor, Petra en Henk. Ferdi was de fazant die zich ‘s avonds luidruchtig in de veilige bomen rondom onze tuin nestelde. Issi was het ijsvogeltje dat in het zonlicht uitblonk op takken aan de overzijde van de haven of van de sloot achter het huis. Petra was de pauw die enige tijd parmantig op en neer liep op ons dak. Henk de merel tot slot was helemaal bijzonder. Met die grote, witte vlek op zijn verenkleed was deze huisvriend niet alleen een opvallende verschijning, hij was ook de enige vrije vogel die bij ons over de vloer kwam. Verschillende keren troffen wij hem aan in de fruitschaal op de teakhouten keukentafel. Maar ach, hoe gaat dat: vogels komen en vogels gaan. Ferdinand, Isidoor, Petra en Henk zijn gevlogen. Andere geluksvogels namen echter hun plaatsen in. Ons huis is bij deze vogelblij verklaard.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Ze
zijn weer oorlogje aan het spelen, luidt steevast onze reactie zodra het leger
op, rond of boven het twaalf kilometer verderop gelegen militaire oefenterrein Marnewaard
actief is. Deze week is het de beurt aan de luchtmacht. Het betreft een
oefening in NAVO-verband waarbij Forward
Air Controllers op de grond wordt geleerd om piloten van jachtvliegtuigen
naar aanvalsdoelen te leiden. Vier dagen lang scheren de straaljagers zichtbaar
laag over. Schrikken doen we al lang niet meer van de herrie zo nu en dan. Je
went er aan. De straaljageroverlast doet zich bovendien erg weinig voor. Vorige
keren maalden wij er niet om maar over deze oefening wilden we toch meer weten.
In de regionale krant was de operatie wel aangekondigd maar naar ons gevoel
onvoldoende toegelicht. Op zoek naar meer informatie ontdekten we op internet
de beschikking die de oefening bestuurlijk mogelijk maakt. Enkele elementen uit
het stuk willen we u niet onthouden. Om te beginnen de ondertekening. Niet de Minister
van Defensie plaatste een krabbel maar namens hem een commodore. Ook
interessant zijn de passages waarin de 'gezagvoerders' van de jachtvliegtuigen
worden gemaand rekening te houden met de Waddenzee en het aan Marnewaard
grenzende Nationaal Park Lauwersmeer. De minimale vlieghoogte boven zee is 500
meter, boven het park 300 meter. Slechts boven het (gefingeerde) doel is een
vlieghoogte van 75 meter toegestaan. Onderschrijding van deze limieten is
strafbaar, aldus de beschikking. Arme piloten. Marnewaard, Lauwersmeer en
Waddenzee liggen pal naast elkaar. Bij snelheden van vele honderden kilometers
per uur lijkt het onmogelijk om de gestelde vlieghoogtes exact te respecteren.
Dan de dagen en tijdstippen waarop mag worden geoefend: van dinsdag tot en met vrijdag
tussen 9.00 uur en 16.30 uur. Waarom gisteren dan ’s avonds werd gevlogen, is
onduidelijk. Zouden we het melden aan de commodore? Laat maar, beslisten we.
Klikken is niet onze aard. Tot slot de naam van de oefening: Basic Windmill. Wie heeft deze titel bedacht,
vroegen we ons af. Wie verzint in het algemeen de even lachwekkende als raadselachtige
codenamen voor militaire operaties? De minister zelf? De commodore van dienst? Een
codeerafdeling? Jan Soldaat? De beschikking rept er helaas niet over. We concentreren
ons daarom maar weer vliegensvlug en doelgericht op onze eigen exercitie. De
verkoop van een huis met toebehoren is immers dag en nacht een oefening in
geduld. We noemen haar Basic patience.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Een
grote schrijver van kleine verhalen was hij. Bijzonder populair waren zijn
dagelijkse ‘cursiefjes’ onder het pseudoniem ‘Kronkel’ in Het Parool. Tot zijn
dood in 1987 schreef hij vele duizenden van deze ‘Kronkels.’ Vaak betrof het even
rake als ironische beschrijvingen van tobberige mannen in bruine cafés. De
auteur gebruikte de hoofdpersonen in zijn blogs avant la lettre om het leven
met humor te relativeren. Noem het een kronkel in ónze hersenen maar we moesten
gisteren aan Simon Carmiggelt (over hem gaat het natuurlijk) denken bij de
passage van het plaatsnaambord van buurdorp Kloosterburen. Het bord was
vervangen door een bord met de naam Kronkeldörp.
‘Dat is waar ook, dezer dagen is het carnaval, het zotte feest van de omkering
en de relativering,’ merkten we op. Voor wie het niet weet: in Kloosterburen
vindt jaarlijks ‘s lands noordelijkste carnaval
plaats. De optocht op zondag met een dertigtal praalwagens en einzelgängers
onder begeleiding van dansmariekes en muziekgroepen start bij het andere
buurdorp Kleine Huisjes en eindigt, traditioneel gade geslagen door vele duizenden
toeschouwers uit de verre omtrek, anderhalf uur later in de straten van Kronkeldörp.
De Prinsenwagen met dit jaar Prins Carnaval Frans I, zijn adjudant Dikky en de Raad van
Elf sluit de optocht af. Onderweg wordt - met wolken confetti -
Molenrij aangedaan. Het deels versierde dorp is dan volledig afgezet. Carnaval
is aldus de enige festiviteit in Molenrij waarbij het min of meer zwart ziet
van mensen van buiten. Intussen vragen wij ons af of Simon Carmiggelt ooit over
carnaval schreef dan wel dat hij rond die tijd eens in Kronkeldörp verbleef. We
meenden te weten van niet. Carmiggelt leek ons, ondanks al zijn onderkoelde humor,
geen man voor carnaval. Of is deze kronkel te zot voor woorden?
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Het
'verband' bestaat grotendeels uit lagen met 'strekken' die telkens een halve
steen verspringen. De methode levert constructief sterke muren op - de stenen
grijpen maximaal in elkaar - en is voordelig: zaag-, knip- of hakwerk blijft tot
een minimum beperkt. Weinig afval dus. Geen wonder dat half Nederland 'schoon
metselwerk' uitvoert in halfsteensverband. Ook de gevels van ons huis en onze
studio zijn in dit klassieke patroon gevoegd. De kleur en de afmetingen van de
bakstenen verraden bovendien hun herkomst. Onze panden zijn onmiskenbaar
opgetrokken uit 'Groninger steen.' Belangrijkste kenmerk van deze al minstens
anderhalve eeuw toegepaste baksteensoort is haar felrode uiterlijk, het gevolg
van de ijzerhoudende zeeklei die in de regio als grondstof dient. De Groninger
baksteen zorgt in de provincie nog altijd voor het rode karakter van veel
dorpen en boerderijen. De vormvastheid, de vochtexpansie, de hechtsterkte, de
warmtegeleiding, het brandgedrag en andere normen die ook aan Groninger bakstenen
worden gesteld, lijkt ons hier oké want de buitenmuren van zowel de rond 1925
gebouwde woning als de zestig jaar later opgerichte studio hebben de tand des
tijds uitstekend doorstaan. Hetzelfde geldt voor de lange 'kloostermuur' op een
van de erfgrenzen. De kopers van ons huis komen kortom terecht in een gedegen,
rood nest. Schrik niet. Dit geldt niet voor het sociale klimaat in de woning en
in de omgeving. Noordwest-Groningen is lang niet zo rood als het noordoostelijke
deel van de provincie waar zich nog altijd enkele communisten manifesteren. Genoeg
daarover. Keren we terug naar het huis zelf. Enige tijd geleden beloofden wij
terug te komen op de vraag of onze muren oren hebben. Welnu: dat is niet zo. Als
Groninger bakstenen al geluid zouden lekken dan geldt dit vast en zeker niet voor
de overal aangebrachte binnenwanden met isolatie en spouwmuren. Rode oortjes in
en rond het huis zijn er samenvattend niet bij. Mocht dat wel zo zijn dan
rusten we niet eer we het lek boven water hebben. Dan komt de onderste steen
boven.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
In
Abraham’s mosterdmakerij en -museum in het niet ver van onze woning gelegen
Marnedorp Eenrum hoorden wij eens de volgende verklaring voor de zegswijze:
Groninger akkerbouwers die eind 19e en begin 20e eeuw
mosterdzaad verbouwden hadden het niet breed. Zij zaten kortom op Zwart Zaad.
Achteraf bleek deze uitleg minder plausibel. Op zwart zaad zitten betekent
weliswaar weinig geld hebben of helemaal blut zijn maar de herkomst van de
uitdrukking is een andere. Volgens het Groot Uitdrukkingen woordenboek van Van
Dale is op zwart zaad zitten ontleend aan het gedrag van vogels in een kooi. De
dieren pikken uit hun voederbakjes eerst de witte zaden. De minder lekkere en
mogelijk niet meer eetbare zwarte zaden blijven over. Hoe dit ook zij, feit is
dat Nederlands belangrijkste mosterdproducent (de Koninklijke De Marne) in 1895
van start ging in Molenrij. Aan de wieg van het bedrijf stonden Pieter Leima,
burgemeester van de toenmalige gemeente Kloosterburen, hoofdonderwijzer Wiersum
en landbouwer Hegge. Het driemanschap wilde zo de werkgelegenheid voor de
boeren in de regio door middel van het verbouwen van mosterdzaad stimuleren.
Kom daar tegenwoordig nog eens om. U zou raar opkijken als uw burgemeester en de
onderwijzer van uw kinderen, hoe goed bedoeld ook, zulke nevenactiviteiten
zouden ontplooien. Het mosterdfabriekje, schuin tegenover ons huis aan de
overzijde van de haven, verhuisde dertig jaar later naar de stad Groningen. Daar
groeide De Marne uit tot marktleider in eigen land. Zestig procent van de rood
bedekselde mosterdpotten en -potjes van De Marne (thans eigendom van
sauzenfabrikant Remia) vindt daarnaast zijn weg naar het buitenland, Frankrijk
en Duitsland vooral. Weinig verwijst intussen meer naar de mosterdmakerij in
Molenrij. Slechts de huidige officiële naam (Mosterdpad) van het smalle,
doodlopende toegangsweggetje naar de oorspronkelijke fabrieks-locatie houdt de
herinnering aan het zwart zaad tijdperk in het dorp levend. Een beetje mosterd
na de maaltijd is dit wel.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Bent
u wel eens een op de Kaapverdische eilanden geweest? Zo ja, dan is u mogelijk
de internetlandcode CV opgevallen. CV is in dit geval de afkorting van Cabo
Verde (Portugees voor ‘Groene Kaap’). Maar er bestaan veel meer CV’s. Alleen al
in Nederland. U kent de afkortingen vast. Iedereen heeft wel eens een
Curriculum Vitae (CV) verzonden en veel mannen hadden in militaire dienst te
maken met de Commandant Veldleger (CV). Voetballers kennen de positie van de
Centrale Verdediger (CV) en zuiderlingen ontkomen in deze tijd van het jaar niet
aan de lokale Carnavalsvereniging (CV). Ondernemers kennen daarnaast het begrip
Commanditaire Vennootschap (CV). De bekendste CV is echter - u raadt het al -
de Centrale Verwarming. Nederland zucht dezer dagen na 15 jaar weer eens onder
een officiële koudegolf dus vergeef ons dat wij thans onze ATAG ‘Blauwe Engel’
CV-ketel in de bijkeuken een schouderklopje geven. Want het enige jaren geleden
geïnstalleerde apparaat doet wat het doen moet. Ook al daalt de
buitentemperatuur ’s nachts tot 15 graden en meer onder nul, onze jaarlijks
door een erkende installateur geïnspecteerde en schoongemaakte Blauwe Engel
geeft geen krimp. We zitten er warmpjes bij. ATAG is trouwens een acroniem, een
als woord uitgesproken afkorting (vergelijk: HEMA). ATAG werd ooit opgericht
door de Achterhoekers Anton Tijdink en Anton Goor. Vandaar. Maar vanwaar
de naam Blauwe Engel? Die verwijst volgens de fabrikant niet naar de helderblauwe,
dieselelektrische treinen die tientallen jaren onder die naam ook de enkelspoorlijntjes
in Groningen bereden. Evenmin is de naam ontleend aan de beroemde film uit de
jaren dertig met Marlène Dietrich in de hoofdrol. Bedoeld wordt ook niet de
vlam in de CV-ketel. Neen, de aanduiding verwijst vanwege het Hoge Rendement
(HR) van de toestellen naar ’s werelds eerste nationale milieulabel, het in de
jaren ’80 in Duitsland ingevoerde ‘Die Blaue Engel’ keurmerk. Maar ach, wat maken
we ons druk over het Curriculum Vitae van nota bene een CV-ketel. De enige
conclusie die je eraan kunt verbinden is dat CV’s, hoe goed en betrouwbaar de
beschrevenen hun werk ook doen, soms niet meer dan een Curieus Verhaaltje (CV) opleveren.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
Senioren
in het dorp verhalen er nog wel eens over: de ijzig koude sneeuwstorm van 14
februari 1979, volgens weerkundigen de zwaarste blizzard van de hele vorige eeuw in Nederland. Vooral in Noord-Groningen
was het raak met 3 tot 6 meter hoge sneeuwduinen, volledig geïsoleerde dorpen
en geknapte hoogspanningsdraden. Het openbare leven stond enkele dagen stil.
Daarbij vergeleken stelt het windstille frontje dat gisteren de eerste sneeuw van
enige betekenis deze winter in Molenrij achterliet, weinig voor. Weliswaar viel
er binnen enkele uren ruim een decimeter witgoed maar daar malen we in deze
omgeving niet om. Integendeel, we genieten ervan. Met volle teugen. Het toch al
fraaie landschap van het Hogeland is onder deze omstandigheden helemaal een
weldaad voor het oog. We beschikken bovendien over middelen om de ‘overlast’ door
sneeuw tegen te gaan (winterbanden, strooizout, sneeuwschuiver, survivalkit,
noem maar op). Het enige mogelijke probleem bij sneeuw vormt soms de licht
oplopende oprit naar huis en studio. De panden liggen immers op een oude strandwal.
Nu houden we de oprit en eigen parkeerplaatsen zoveel mogelijk ijs- en
sneeuwvrij maar het gevaar van uitglijden ligt op de loer. Vandaar dat we aan
de keukentafel, genietend van de vloerverwarming onder de plavuizen, eens fantaseerden
over verwarming onder de oprit. Alle winters een sneeuw- en ijsvrij hellinkje
leek ons wel wat. Even googelen op internet leverde een scala op aan automatische
wegdek-ontdooisystemen. De aanschaf- en gebruikskosten vielen mee, als je de
handel mocht geloven. Een gemiddelde cv-installatie zou meer kosten. Toch
gingen we nooit over tot de aanleg van opritverwarming. Bij publieke of
commerciële parkeergarages, laadkuilen, tunnels, rolstoelbanen en autowasstraten
zou de voorziening niet misstaan. Maar opritverhitting bij particulieren? Dat
is al te mal. Van zulke dikdoenerij houden wij Nederlanders niet, toch? Het kost
even tijd maar de verwijdering van sneeuw en ijs met de hand is trouwens wel zo
leuk, gezond en duurzaam. Je oogst bovendien veel waardering. Zeker bij
senioren haal je er een wit voetje mee.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.
De
ruime ijsbaan net buiten het dorp ligt er prachtig bij. De haven voor de deur
is stevig bevroren. Nederland en Groningen zijn voor het eerst deze winter in
de ban van strenge vorst. De schaatsen worden massaal uit het vet gehaald. De
ijspret is begonnen. Tijdens windstille nachten aangegroeid ‘zwartijs’ is de
beste ijssoort, weten schaatsliefhebbers en professionele ‘ijslezers.’ In
Molenrij worden zij op hun wenken bediend. Het ijs in de 1.70 meter diepe haven
en aansluitende vaart oogt zwart. Ideale omstandigheden voor
natuurijsklassiekers als de Noorder Rondritten, een schaatstocht van ruim 150
kilometer door heel Groningen. De elfde en vooralsnog laatste rit vond net als
de Elfstedentocht plaats in 1997 dus het wordt wel weer eens tijd. Het parcours
van de Rondritten leidt helaas net niet langs Molenrij maar dat mag de schaatspret
niet drukken. Over ijslezers gesproken, kun je de staat van natuurijs behalve ‘lezen’
(lees: zien) ook horen? Kun je zwartijs, dubbeltjesijs, boterijs, fondantijs,
gierijs, grasijs, grondijs, glij-ijs, kwalsterijs, naaldijs, paardenijs,
slopijs, sneeuwijs en spiegelijs ook herkennen aan hun geluiden? En zo ja, kun
je die geluiden dan benoemen? Dat hier sprake is van onontgonnen terrein bleek
enige jaren geleden uit een oproep van de Taaladviesdienst van het Genootschap
Onze Taal. Onder de noemer ‘Gaten in de taal’ werd gevraagd naar ijsgeluiden bij
het schaatsen. Met name werd gezocht naar een woord voor de ‘onbestemde klank
onder (of in) een mooie zwarte ijsvloer op wat dieper water.’ De oproep leverde
tientallen suggesties op. Zo werd gewezen op de Groningse uitdrukking Balkenijs of Balken onder het ijs: ijzersterk ijs, alsof er balken onder zitten.
Leuk gevonden maar het zegt niets over het geluid. Zelf vonden wij ‘galmend
ijs’ een aardige omschrijving. Galmijs doet denken aan een galmende c.q.
zingende zaag. Vandaar. De Taaladviesdienst koos echter voor het ook mooie ‘zingend
ijs,’ mits het ijs niet te dun is (dan kraakt het) of te dik (dan verdwijnt de mysterieuze
echo). Wie weet horen wij deze winter het ijs in onze haven nog eens zingend
zagen. Daar hebben we wel oren naar.
Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.