25 mei 2012

Streep erdoor

Hemelvaartdag volgt, altijd op donderdag, 40 dagen na Pasen, en Pinksteren valt doorgaans op de tiende dag na Hemelvaartdag, altijd op zondag. De periode tussen Pasen en Pinksteren omvat aldus in verreweg de meeste jaren 50 dagen. Vandaar de naam Pinksteren. De naam is afgeleid van het Griekse woord Pentakosta (50 dagen). Morgen is het Pinksterzaterdag 2012. Woonde een van ons nu nog in zijn geboren en getogen streek dan had hij te maken met Luilak. Mocht u niet bekend zijn met deze folklore: langslapers worden op de zaterdag vóór Pinksteren vanaf uiterlijk vier uur ’s morgens luidruchtig bespot en gewekt. Vooral jongeren roeren zich. Ondergetekende herinnert zich de traditie goed. Namen zijn ouders daags tevoren al maatregelen tegen belletje trekken en het laten klepperen van de brievenbus, zelf fietste hij met vriendjes door zijn wijk met lege conservenblikken rammelend aan een touw achter zich en ratelende kartonnetjes tussen de spaken van zijn rijwiel. Heel onschuldig vergeleken met de rellerige luilak nu. In Molenrij is luilak een onbekend verschijnsel. Aan Pinksteren wordt hier sowieso geen aandacht besteed. In die dagen is er geen sprake van feesten, kermissen, markten of wedstrijden. Geen Pinkpop ook in het dorp. Wij moesten het hier jaar in jaar uit doen met de kale wetenschap dat sinds Pasen 50 dagen zijn verstreken. Dit jaar is Pinksteren wel weer van bijzondere betekenis. Vrijwel op de kop af acht jaar geleden verhuisden wij naar de Haven in Molenrij. En vandaag dragen wij de sleutels van ons huis opgewekt en weemoedig over aan onze opvolgers. Ergo: de verkoop van ons huis is definitief afgerond. Waarmee, zoals beloofd, na ruim een half jaar Funda en 66 teksten tevens een einde komt aan deze blog en onze speciale verkoop website. Op is op. Wat ons aan het hele traject van de verkoop echter het meeste bij blijft is niet deze uitdrukking maar de term fifty-fifty. Na de bezichtigingen van ons huis door mogelijke kopers achtte onze altijd goedgemutste en actieve makelaar de kans op succes steevast fifty-fifty. Waarmee hij in deze tijden van economische en politieke crisis niet alleen klanten als wij maar ook zichzelf moed insprak, vermoeden wij zo. Dit alles is hoe dan ook verleden tijd. Fifty-fifty heeft plaats gemaakt voor bye-bye. Molenrij, streep erdoor. En voor wie het aan gaat: jullie horen nog van ons. Maar nu eerst luilak. Morgen slapen wij elders uit.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

23 mei 2012

Fanfarronada

Vraag je vissers aan de haven in Molenrij naar hun favoriete buit dan luidt het antwoord unisono: snoek! De Esox Lucius staat met stip boven aan de hitlijst van de aardige mannen en jongens die hier regelmatig hengelen naar de vangst van hun leven. ‘Al een snoek gevangen?’ vragen wij soms tegen beter weten in - nooit zagen wij de torpedovormige roofvis aan de haak geslagen. ‘Nee,’ horen we steevast, ‘maar ze zitten hier wel hoor!’ Het optimisme van de snoekeraars voor onze deur is desondanks niet helemaal uit de lucht gegrepen. De Groninger maren zijn volgens kenners als Henk Mensinga op de website van de Vereniging Nederlandse Vliegvissers vooral in oktober en november een ‘waar paradijs voor de snoekvisser.’ Witvis zwemt dan naar de haventjes aan het einde van de maren en ‘tja de Esox is geen domme vis en trekt er ook heen.’ Het door de vette Groninger klei nogal ‘blinde’ (troebele) water in de maren schrikt de agressieve en zo nu en dan zelfs kannibalistische snoeken met hun vlijmscherpe tandjes in hun ‘snavelbekken’ klaarblijkelijk niet af. In de haven wordt niet alleen gevist. Zomers wordt er ook gezwommen. Ligt dan niet het gevaar op de loer van een pijnlijke beet - er zijn gevallen bekend van snoeken die de wiebelende tenen van zwemmers of de harige poten van honden aanzagen voor lekkere prooien of indringers? Dit snoekhappen maakten wij evenmin mee. Ook al een teken dat de snoekenpopulatie hier wel eens zou kunnen tegenvallen. Stel echter dat de vissen er wel zijn, en stel dat je ze, tegen de moraal van hengelend Nederland in, niet terugzet in het water, wat doe je dan met een snoek nadat je je eerst nog trots met je vangst laat fotograferen? Kun je snoeken bijvoorbeeld eten? Ja, vertrouwde ons eens een visser in Spanje toe. El lucio is volgens hem ‘goed eetbaar’ ook al is het dier ‘vol graat’ en kun je een snoek ter vermijding van een ‘grondsmaak’ het beste enige dagen ‘in een badkuip verwateren.’ We keken hem aan als een snoek op zolder. Was de kleine man wel zuiver op de graat? Of uitte hij slechts Fanfarronada de pescadores, visserslatijn kortom? Hoe dit ook zij, van de (weinige) snoeken in de haven van Molenrij hoef je het niet Spaans benauwd te krijgen. Je kunt er bovendien ongestoord vissen in troebel water. Dat is allerminst grootspraak.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

20 mei 2012

Briefgeheim

Aan het waarheidsgehalte van sommige uitdrukkingen kun je twijfelen maar niet bij de zegswijze ‘geluk zit in een klein hoekje.’ Menen wij althans. Ons huis zit namelijk vol met pretplekken. Eén van die onvermoede locaties is, lach niet, het halletje achter de entree van onze woning. Het is vooral de brievenbus in de voordeur die ons genoegen schenkt. De lol die wij aan deze geborstelde gleuf met klep beleven betreft niet haar uiterlijk. Evenmin van belang voor ons geluk is wat er zo al aan brieven, kaarten, kranten en tijdschriften naar binnen wordt geschoven. Integendeel, sommige post, blauwe en zwart omrande enveloppen voorop, zie je liever niet komen. Doorslaggevend is wel de exacte positie van de inwerpopening zoals Nederlands grootste brievenbusfirma Post.nl ons soort gleuven officieel noemt. Je zou het op het eerste gezicht niet zeggen maar onze brievenbus bevindt zich op minder dan tien meter van de openbare weg. Wat tot gevolg heeft dat wij volgens de Postwet geen buitenbus aan de straat hoeven te plaatsen. U moest eens weten van hoeveel geluk wij om die reden mogen spreken. Nooit hoeven wij voor dag en dauw naar buiten om de ochtendkrant uit een buitenbus te halen. Nimmer hoeven wij bij hevige neerslag en zware storm het huis uit om te zien wat de postbode nu weer heeft bezorgd. De plek van de brievenbus was jaren geleden geen conditio sine qua non om het huis te kopen, we zijn er tevoren ook niet over gebrieft, maar allengs zijn we de gleuf in de voordeur gaan waarderen. Slechts éénmaal hebben we onze bevoorrechte postpositie tegenover een overigens vriendelijke ‘doormeter’ van de posterijen (controleur van ‘foute’ brievenbussen) hoeven te verdedigen. De postale handhaver was echter snel overtuigd van ons gelijk nadat hij de kortst mogelijke rechte lijn tussen onze voordeur en het publieke domein letterlijk had afgepast. Hij wenste ons ‘geluk.’ Dat hebben wij ons ter harte genomen. Sinds zijn bezoek beseffen wij hoe gelukkig je kan worden van zoiets triviaals als een brievenbus aan huis. Dit briefgeheim wilden we toch even met u delen.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

13 mei 2012

Onschatbaar

Noem het naïef maar ook wij hoopten jaren geleden stilletjes een schat te vinden in en rond ons toen zojuist betrokken huis in Molenrij. De woning is immers al negentig jaar oud en de haven aan het einde van de Molenriegster Maar voor de deur was eeuwen lang het domein van vrachtvaarders. Zo bezien was de hoop op een unieke vondst toch zo gek nog niet. Allicht dat vorige generaties bewoners en schippers per ongeluk iets van waarde hadden achtergelaten. Zakken met oude munten noch kostbare sieraden hebben we echter gevonden. Laat staan prehistorische pijlpunten of botresten van mammoeten en sabeltandtijgers. Al wat we tijdens de grondige verbouwing van het huis en de diepgravende herinrichting van de tuin aantroffen waren de contouren van enkele bedsteden en niet eens zo oude scherven. Leuk maar daarvoor laten historici noch archeologen zich midden in de nacht wakker maken. En de gemeente De Marne helemaal niet. Want, laten we eerlijk zijn over dit minpuntje, de gemeentelijke zorg voor oude monumenten en bodemschatten houdt wegens gebrek aan tijd en geld niet over. Dat meldt althans archeologe Isabel van der Velde in haar afstudeerscriptie 'Archeologie in de Marne, omgang met ons erfgoed.' Veertig procent van het gemeentelijke grondgebied heeft volgens andere onderzoekers een ‘hoge archeologische verwachtingswaarde’ maar, aldus Van der Velde, het archeologische erfgoed in De Marne is tot nu toe een ‘ondergeschoven kindje.’ Beschermde archeologische terreinen zijn nergens te vinden en aan particuliere zijde ontbreekt het aan ‘trekkers.’ ‘Doodzonde,’ oordeelt Van der Velde. Zij stelt onder meer de oprichting voor van een digitaal loket waar schatgravende, piepstokkende (metaaldetecterende), grondborende  of gewoon ploegende bewoners archeologische tips en gegevens kunnen delen. Goed idee. Onze bijdrage aan dit forum zal zijn dat ons onroerend goed aan de Haven in Molenrij waarschijnlijk geen monumentale of archeologische hotspot is maar dat de woonlocatie wel van onschatbare waarde is.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

10 mei 2012

Schuurmans

De herinnering aan een kort verblijf enkele jaren geleden op Terschelling houden wij in stand met een stevige sleutelhanger. We kochten het voorwerp in de werkschuur van Zout Hout, een kunstenaarsinitiatief op het eiland dat meubels en gebruiksartikelen maakt van op het strand aangespoeld hout. Aan onze hanger zitten twee sleutels. Een sleutel past op de toegangspoort achter in de tuin. Het andere exemplaar verschaft toegang tot de tuinschuur, een losstaand uit hout opgetrokken bouwwerk met twee ramen, een licht hellend dak, tl-verlichting en een betonnen vloer van circa acht vierkante meter. Het gedegen loodsje biedt in de eerste plaats onderdak aan het tuingereedschap en aan onze rijwielen en een fietspomp. Veel tijd brengen we niet door in de schuur. Zelfs de man des huizes is er weinig te vinden. In dat opzicht is hij atypisch. Veel andere mannen beschouwen de schuren bij hun huizen bij uitstek als privé domeinen waar zij zich prutsend, mediterend, mokkend, lezend, schilderend, drinkend, rokend en wat dies meer zij kunnen afzonderen. Uit (Engels) onderzoek blijkt dat de schuurfanaten onder de mannen gemiddeld 3,5 jaar van hun leven het isolement van hun sheds opzoeken. Zonde van de tijd hoor je hun vrouwen zeggen ware het niet dat uit ander, eveneens Brits onderzoek blijkt dat shedi’s zo gemoedsrustig worden van de retraites in hun territoria dat zij mogelijk jaren langer leven. In Engeland maar ook in de Verenigde Staten en Australië is, als je media in die landen mag geloven, sinds een jaar of tien sprake van een ware schuurcultuur met boeken, websites en zelfs het voorstel om een nationale shedweek te organiseren. In Nederland staat het ‘schurisme’ (bron: NRC) nog in de kinderschoenen. Wel zijn er bekende voorlopers aan te wijzen: Walter de Rochebrune (een creatie van Wim de Bie), voedseljournalist Wouter Klootwijk en cabaretier Hans Liberg die een schuurtje liet bouwen door oud hout kunstenaar Piet Hein Eek. Terug naar onze shed met originele sleutelhanger. Langlevend schurisme hebben wij er nooit bedreven. Dat laten we graag over aan de nieuwe shedi’s van ons huis. Wie weet is hun achternaam Schuurman of Schuurmans. Daarvan zijn er sowieso velen in Nederland.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

6 mei 2012

Om en om

Ons huis staat in een van de ‘donkerste’ streken van Nederland, lazen we tot onze schrik in een gemeentelijk stuk. Wonen wij echt in een unheimische, schimmige, dubieuze, droevige, obscure, gure dan wel sinistere regio, vroegen wij ons verwonderd af. We hadden er nooit iets van gemerkt. Doorlezend in het Beleidsplan Openbare Verlichting 2010-2019 verdwenen echter onze sombere vermoedens. De gemeente De Marne beschouwt de (nachtelijke) duisternis op haar grondgebied juist als een ‘kwaliteit.’ De duisternis wordt bevorderd. Er is sprake van ‘donkertebeleid.’ Het uitgangspunt is: ‘geen openbare verlichting tenzij.’ Dit heeft ‘onherroepelijk tot gevolg,’ waarschuwt de gemeente, ‘dat verzoeken van burgers om (meer) verlichting worden afgewezen als de noodzaak daartoe niet vaststaat.’ Onder noodzaak worden verstaan: verkeersveiligheid, sociale veiligheid, sfeer, gezelligheid en dorpsidentiteit. De Marne telt circa 2500 lantaarnpalen. Meer komen er niet bij. De meeste lichtmasten zijn éénpitters. Hun armaturen bevatten slechts één lamp. Zo ook de straatverlichting in Molenrij, een doorsnee gemeenschap met nachtbrakers, ochtendsterren, avondmensen, dagdromers, laatbloeiers, vroegboekers, oldtimers en earlybirds. Aan onze haven staan - niet te verwarren met het leefgedrag van de bewoners - twee soorten lantaarnpalen: nachtbranders en avondbranders. Een nachtbrander is een mast die brandt tussen 10 minuten na zonsondergang en 10 minuten voor zonsopkomst. Avondbranders worden tussen elf uur ’s avonds (voorheen middernacht) en zes uur ’s morgens uitgeschakeld. In het overgrote deel van De Marne staan de straatlantaarns ‘consequent’ om en om geschakeld, aldus de gemeente. Nachtbrander, avondbrander, nachtbrander, avondbrander etcetera. Dit ‘verlichtingsregime’ zien we ook aan de haven. Reden tot klagen over het stroom sparende systeem hebben wij niet zolang enkele lichtpuntjes in donkere tijden resteren. Zelfs als de straatverlichting geheel zou uitvallen, is er nog geen man overboord. Geen nacht zo donker of er volgt weer een morgen, nietwaar? Zulke gedachten moet je nooit verdonkeremanen.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

2 mei 2012

Duistere zaken

Vraag je bijvoorbeeld artsen, notarissen, advocaten, priesters of politiemensen naar hun beroep dan maken zij daar geen geheim van. Maar vraag je zulke functionarissen naar zaken die ze in hun werk zoal tegenkomen dan beroepen zij zich op hun zwijgplicht. Ergo: het beroepsgeheim is niet per definitie hetzelfde als een geheim beroep. Toch zijn er mensen die beide fenomenen combineren en geheim houden. Spionnen, privé detectives, prostituees, undercover journalisten, commando’s en stillen zul je over het een noch over het ander horen. Gevraagd naar hún werk draaien ze er geroutineerd om heen. Een van de opmerkelijkste en tevens onschuldigste combinaties van geheim beroep en beroepsgeheim is het werk van de evaluator, ook bekend onder de namen qualitective of service checker. In goed Nederlands: mystery shopper. Iedere Nederlander van 18 jaar en ouder met minimaal een mbo-diploma mag deze activiteit praktiseren. Voorwaarde is wel dat je scherp kunt waarnemen, betrouwbaar bent, foutloos Nederlands kan schrijven, in het bezit bent van een computer en internet en dat je het leuk vindt om te winkelen. De verdiensten zijn niet om over naar huis te schrijven (hooguit enige tientallen euro’s per klus) maar wie wil niet eens betaald winkelen of gratis een boodschap doen. Wij vroegen ons af of zulke ‘proefkonijnen’ in onze omgeving wonen. Geen idee. Mystery shoppers mogen contractueel niet uit de school klappen. Toch zijn ze er. Neem alleen al het naar verhouding grote aantal ketensupermarkten in onze gemeente waartoe overigens tot onze grote spijt vanwege haar assortiment nooit ’s lands grootste kruidenier behoorde. De kwaliteit en de service van de lokale supers zijn hoe dan ook vast al eens door (lokale) spookklanten beoordeeld. Volgend jaar opent in de gemeentelijke hoofdplaats Leens trouwens een nieuw winkelcentrum met nog eens twee supermarkten: een full service winkel van Brabantse oorsprong en een Duitse discounter. Helaas ontbreekt hier opnieuw ’s lands grootste kruidenier. Geen AH-erlebnis kortom. De bescheiden shopping mall is mede bedoeld om toeristen te behagen. Wij geven ons bij deze graag op als mystery shoppers voor de winkels in het nieuwe centrum. Het liefst op een proefzondag. Want de vraag waarom in Gods naam nog altijd geen enkele winkel in De Marne op zondag open is (mag), brandt ons al jaren op de lippen. Als wij als mystery guests een einde kunnen maken aan die duistere zaak, zou dat ons zeer plezieren. En met ons de toeristen. Want toeristen hebben een hekel aan dichte deuren. Vooral op zondag. Dat mysterie kunnen we wel alvast onthullen.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

29 april 2012

Zienderogen

Pioneer 10 was het eerste ruimtevaartuig dat - ruim elf jaar na de lancering op 2 maart 1972 - ons zonnestelsel verliet. De onbemande sonde reist nu richting Aldebaran, de heldere centrale ster in het sterrenbeeld Stier. De Pioneer 10 zou er over ruim 2 miljoen jaar moeten aankomen. Zeker weten doen we dit echter niet. Het radiocontact met de sonde ging in 2003 immers voorgoed verloren. Van oogcontact is helemaal geen sprake meer. Met Aldebaran daarentegen heeft de mensheid wel oogcontact. Duizenden jaren geleden al zagen de Perzen in deze rode reus het oog van een woeste stier. Stierenogen (bullseyes) spreken internationaal tot de verbeelding. Voorbeelden te over. De rode ring op de huid na een tekenbeet wordt een bullseye genoemd. Idem: bepaalde roodbruine edelstenen. Matasapi (stierenoog) is de bijnaam van een Indonesisch spiegelei. En darters werpen hun pijltjes in de bullseye, het rode puntje in het midden van het dartbord. Ook wij zijn omgeven door bullseyes. Negen stierenogen liefst. Panoramisch, waterdicht en zo goed als onverwoestbaar hangen ze al jaren aan de buitengevels van onze opstallen: twee modern vormgegeven stierenogen boven de entrees van de woning en de studio, en zeven klassieke modellen aan de achtergevel van de woning, de tuinpuien van de studio en de voorkant van de schuur. Herkenbaar zijn ze aan hun ovale vorm en aan hun bolle matglas achter subtiele traliewerkjes. Hedendaagse varianten zijn het op hun oorspronkelijke industriële soortgenoten in fabrieken, magazijnen, veestallen, schepen, mijnen en grotten. Het mag intussen duidelijk zijn dat onze verzameling ‘bologen’ de buitenverlichting rondom onze panden vormt. Soms laten we onze bullseyes na het invallen van de duisternis allen tegelijk branden. Vooral de achtertuin ziet er dan feestelijk uit. Vaker echter laten we de buitenlampen bewust uit, zeker bij een onbewolkte hemel. In dit deel van het land is de sterrenhemel in al haar glorie namelijk nog zo goed zichtbaar dat zelfs de minste lichtbron op de grond het panorama wreed zou verstoren. Dat willen we niet. Voor een feestelijk zicht op Aldebaran kunnen we onze bullseyes kortom missen als tekenbeten. De dolende pioneer 10 denken we er zienderogen wel bij.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

25 april 2012

Loop naar de pomp

Amsterdam is een fietsstad. Dus waarom niet eens fietsen in ons bestelautootje meegenomen, dachten we vorig najaar met het oog op een bezoek aan de Manuscripta in de hoofdstad. We parkeerden de auto (gratis) in het noordelijke stadsdeel en fietsten fluitend via de pont over het IJ naar het terrein van de voormalige Westergasfabriek waar de boekenbeurs plaatsvond. Met degelijke kabelsloten - we waren immers in de hoofdstad - zetten wij onze rijwielen vast aan een hekje. Enkele uren later wilden we nog een toer maken door het centrum van de stad. Helaas. De achterband van een van de fietsen was in het luchtledige geraakt, lek waarschijnlijk. Nergens in de buurt een fietspomp te bekennen. ‘Is er een fietsenmaker in de buurt?’ informeerden wij her en der. Een rijwielzaak in de Haarlemmerstraat scheen de beste optie. Een kwartiertje lopen slechts. De fietsenmaker, een rasechte Amsterdammer, was ondanks het ongelukkige tijdstip - zaterdagmiddag tegen sluitingstijd - bereid de band te plakken. Er hing wel een hoofdstedelijk prijskaartje aan zijn haastklus: 50 euro liefst. Binnenkort begint weer het fietsseizoen in de streek waar wij nu (nog) wonen. Fietsen op het Hogeland is de afgelopen jaren telkens meer een feest geworden. In rap tempo zijn dwars door het prachtige, open landschap veel nieuwe fietspaden van duurzaam beton aangelegd. Gisteren is in de hele provincie Groningen een fietsnetwerk met honderden knooppunten en informatiepanelen, en duizenden routebordjes geopend. Molenrij is een prima startpunt voor fietstochten. Drie ritten vanuit het dorp hebben onze voorkeur. Afhankelijk van de kracht en richting van de wind leiden zij oostwaarts (Pieterburen, Westernieland, Eenrum), westwaarts (Zoutkamp, Vierhuizen, Lauwersoog) of zuidwaarts (de sluisjes, gemalen en dorpen langs het Reitdiep). Vroeger zag je ook in deze omgeving onderweg nog wel eens ouderwetse fietspompen aan kettingen staan. Ze waren bedoeld als gratis service aan fietsers. Nu is die burgerzin vrijwel verdwenen. Vandaar ons voorstel: als Groningen toch bezig is om een niet te versmaden fietsregio te worden, laat de provincie dan ook de nodige (gratis) luchtplaatsen creëren. Airforce, de modern vormgegeven variant van de oude straatpomp, kost weliswaar ruim 400 euro per stuk maar de roestvrij stalen luchtpaal is volgens de fabrikant eenvoudig te bedienen, past op alle fietsbanden en is hufterproof. Voorwaarde bij ons idee is wel dat de nieuwe luchtoplaadpunten niet ver van elkaar liggen. Anders hoor je fietsers toch weer roepen: ‘Loop naar de pomp.’

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

22 april 2012

Backstage

De beroemdste slaapkamer ter wereld? Dat moet het nachtverblijf zijn van Vincent van Gogh in diens ‘gele’ huurhuis in Arles. In 1888 maakte hij er een schilderij van. Van Gogh verbeeldde de eenvoudige kamer met vurenhouten vloer en meubilair zonder schaduwen en in heldere, bonte kleuren. Het in 2010 gerestaureerde doek drukt volgens kenners letterlijk en figuurlijk rust en slaap uit. Van Gogh kopieerde zijn schilderij later nog twee keer, zo content was hij ermee. Onze tot tevredenheid stemmende slaapkamer is in elk denkbaar opzicht de tegenhanger van Van Gogh’s vertrek. Ons bed is vele malen groter, de kamer is stukken ruimer, wij beschikken niet over één maar over twee buitenramen (dakkapellen) en de inrichting en kleurstelling zijn allesbehalve bont. Wij kozen voor een modern, rustgevend interieur zonder obstakels. De enige overeenkomst tussen beide slaapkamers is de houten vloer, zij het dat ook hier sprake is van significant kleurverschil. Verbaast het u trouwens niet dat wij thans aandacht besteden aan onze slaapkamer? Als Nederlanders ergens besmuikt over doen dan is het wel over hun slaapkamer, over de backstage van hun woningen, over hun niet publieke domein. Niet voor niets wordt gesproken over slaapkamergeheimen en bedgeheimen. Prijsgeven doe je die geheimen in de regel niet, ervan smullen des te meer. De reden voor de terughoudendheid laat zich volgens Ileen Montijn, historica en schrijfster van het bedboek ‘Tussen stro en veren,’ raden. De belangrijkste zaken in een mensenleven zijn volgens haar eten, vrijen en slapen. Alle drie lekker, maar anders dan eten, doen we vrijen en slapen liefst in beperkt gezelschap. Bij ons komt daar nog lezen bij. Weinig is prettiger dan een goed boek voor het slapen gaan. Medici spreken trouwens op een heel andere manier over bedgeheimen. Zij noemen dan verschijnselen als snurken, kwijlen, praten in de slaap, winderigheid, slaapstuipen, bedplassen en zelfs slaapwandelen, maar dat terzijde. Genoeg nu over ónze dormitorium-geheimen. Mochten voze voyeurs als Albert ‘RTL Boulevard’ Verlinde en bladen als Story en Weekend toch een kijkje in ons privé nachtverblijf willen, dan verwijzen wij ze eenmalig naar de foto’s op de website van onze makelaar. Echte Van Gogh’s worden er niet getoond maar de opnamen van onze backstage zijn desalniettemin de moeite waard.


Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

18 april 2012

Holy smoke

Kijk je veel naar Hollywood-films of naar Amerikaanse tv-series dan zou je haast geloven dat de landgenoten van Barack Obama elke vijf minuten ‘Oh my God’ of ‘Fuck you’ roepen. Hoe onjuist de veronderstelling ook is, er zit een kern van waarheid in. Amerikanen zijn nu eenmaal expressief, op het kinderlijke af. Overdrijven zit in hun bloed. De mooiste uitroep in cowboyland is wat ons betreft de aan de Indiaanse cultuur ontleende hartenkreet Holy smoke (geweldig!). Indianen zagen tabak als een - niet verslavend - goddelijk geschenk. Ze gingen er zorgvuldig mee om. Die rituele benadering spreekt met name een van ons in het bijzonder aan. Het is de (niet-Indiaanse) roker van ons beiden. Enkele keren per dag steekt hij stijlvol een 88 millimeter lange cigarillo van een gerenommeerd Nederlands merk op. Het is zijn manier om in pauzes tijdens het schrijven van deze blog en vele andere (boek)teksten door creatieve inspiratie op te doen. Betekent inspiratie immers niet inademing? Inademing van ideeën? Uiteraard weet hij net als iedereen dat roken slecht is voor de fysieke gezondheid. Daarvoor heeft hij de doodstijdingen op zijn sigaar uit eigen doos niet nodig. Wel heeft hij met zichzelf en met zijn wederhelft al vele jaren geleden afgesproken om niet in huis te roken. Onze woning en onze studio zijn daardoor gegarandeerd rookvrij. Want hoezeer sigarenrook ook beter te pruimen is dan de rook van sigaretten, na enige tijd gaat elke tabakslucht tegenstaan. Het enige object in ons huis dat verwijst naar het rookgedrag van ondergetekende is de tientallen jaren oude staande asbak van het niet meer bestaande merk Metawa uit Tiel. De chique 68 centimeter hoge asbak met zwarte gietijzeren verzwaring in de voet oogt art-deco-achtig en functioneert nog prima. Het draaimechanisme waardoor de as in een afgesloten reservoir (geen stank, geen stof!) terechtkomt hapert nooit. De vaste plek voor de Metawa op poten is een verloren hoekje naast de tuindeur van de studio. Zodra er al dan niet met anderen uitpandig gerookt wordt draagt onze sigarenschrijver de elegante asbak naar buiten. Als je dan toch rookt, doe het dan in stijl, las hij eens. Hij herinnert zich nog goed zijn enthousiasme over dit inzicht: Holy shit! Ik doe niet anders!


Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

15 april 2012

Charme offensief


Voor een horoscoop kun je natuurlijk naar de sterren kijken. Maar het kan ook anders. De Kelten keken gewoon om zich heen. Zij hanteerden een van hun boomkalender afgeleide bomenhoroscoop. Volgens hen werd iemands karakter bepaald door de in zijn of haar geboorteperiode meest heersende boom. De Kelten onderscheidden daartoe 21 boomsoorten en even zovele mensentypes. Elke soort en elk type kwamen twee keer per jaar langs. Neem de haagbeuk. Die gold als geluksboom voor mensen die tussen 4 en 14 juni zijn geboren of tussen 2 en 12 december. Aan haagbeukmensen worden door de aanhangers van de Keltische horoscoop ook nu nog eigenschappen toegedicht als: niet veeleisend, loyaal, begripvol en rechtvaardig. Haagbeukers zijn mensen die tegenstellingen willen overbruggen en zich snel verantwoordelijk voelen. De oorzaak-gevolg keerzijde van hun karakter is volgens de Keltische zienswijze wel dat zij nogal eens de Zwarte Piet krijgen toegespeeld en dan humeurig worden. De haagbeuk zelf stond bij de Kelten overigens symbool voor goede smaak en mystieke schoonheid. Het ‘toeval’ wil dat onze tuin voor en achter verleidelijk wordt omheind door tientallen meters haagbeuk, niet te verwarren met een beukhaag. Het verschil zit ‘m in de bladwijzer. Haagbeuken zijn in tegenstelling tot de beukhagen ’s winters zo goed als kaal. Er tegenover staat dat haagbeuken in het voorjaar eerder groen worden. Ze zijn bovendien goedkoper in de aanschaf en je hoeft ze minder te snoeien mits de eerste knipbeurt kort voor de langste dag van het haar (21 juni) plaatsvindt. Onwetend van de Keltische kalender en horoscoop leven wij in Molenrij al weer jaren tussen deels dubbele rijen haagbeuk. We plantten er zelfs tientallen bomen bij. Zouden al die planten onze karakters hebben beïnvloed? Wie zal het zeggen. Geen Keltische druïde meer die het zou kunnen zeggen. Wel herinneren we ons uit de tijd dat wij in Frankrijk woonden, hoe (naar Keltisch voorbeeld?) een haagbeuk in dat land wordt genoemd. Het Franse woord voor haagbeuk is charme. Echt waar. Geen wonder dat horoscooplezers en alle andere bezoekers onze behaaglijke tuin van goede smaak vinden getuigen en dat er charme van uitgaat.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

11 april 2012

Kjuubus


Sommige van de vele voorschriften, die je als kind voor de kiezen krijgt, vergeet je nooit meer. ‘Voor de streep geen staanplaats’ en ‘Tijdens de rit niet praten met de bestuurder’ behoren tot de instructies die wij ons heugen als de dag van gisteren. De aanwijzingen in de autobussen van weleer wekten vooral lachlust op, ook al omdat niemand zich aan de geboden stoorde. Kom je zulke verordeningen in het openbaar vervoer nú nog tegen, vroegen wij ons laatst af. Beider auto’s waren in onderhoud bij de altijd vriendelijke en vakkundige monteurs van garage Haring in Kloosterburen. Zouden wij ons die dagen autoloos in de omgeving hebben willen verplaatsen dan zouden wij zijn aangewezen op openbaar vervoer bedrijf Qbuzz (spreek uit: Kjuubuzz). Nooit eerder maakten we gebruik van de (lijn)diensten van deze maatschappij, realiseerden wij ons. Wel was ons bekend dat de paarsrode Kjuubusjes enkele keren per dag de twee abrihaltes in ons dorp passeren op weg naar onder meer het dichtstbijzijnde treinstationnetje in buurgemeente Winsum. Zekerheidshalve op zoek naar de dienstregeling van Kjuubuzz stuitten we op haar website op de ‘huisregels’ van de onderneming. Geen woord over strepen en gesprekken met de chauffeurs. Passagiers wordt slechts gevraagd naar een geldig vervoersbewijs en om zich hoffelijk te gedragen. Plus: rolstoelen gaan voor vouwfietsen en kinderwagens. Kjuubuzz doet haar klanten als ‘sympathieke kwaliteitsstrijder’ tevens zeven ‘beloften’ zoals ‘veiligheid’ en ‘nooit te vroeg vertrekken.’ De firma kiest in haar ‘van deur tot deur gerichte service aanbod’ voorts ‘altijd het vertrekpunt van de klant.’ Welnu: in ons geval is dat de voordeur. Onze tip aan de nieuwe bewoners van ons huis luidt dientengevolge: reist u van of naar Molenrij per bus, herinner de bestuurders tijdens de rit dan kinderlijk eenvoudig aan de hartverwarmende van deur tot deur belofte van hun baas en trek ze op dit punt desnoods over de streep. De chauffeurs zullen u vast niet laten zitten.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

7 april 2012

Watermaaien


Haven in Molenrij
Het ‘landequivalent’ van ‘waterspiegel’ is ‘maaiveld,’ meldt Wikipedia. Als dat zo is, redeneerden wij, dan bestaat er omgekeerd vast een ‘waterequivalent’ voor het vrijwel altijd negatief geladen gezegde ‘je kop boven het maaiveld uitsteken.’ Helaas, hoe we ook zochten, geen bron die de veronderstelling bevestigde. Het waterequivalent voor de uitdrukking bestaat niet. Zelfs de zegswijze ‘het hoofd boven water houden’ valt af. Want anders dan bij je kop boven het maaiveld uitsteken wordt die actie doorgaans wél gewaardeerd. Het onderscheiden gebruik van de woorden ‘kop’ en ‘hoofd’ zegt al genoeg. Deze en andere overpeinzingen speelden door onze hoofden (!) naar aanleiding van een grommend gevaarte in onze haven. Het ondiepe vaartuig, want dat was het, werd bestuurd door een onderin de platbodem gezeten roerganger. Het hoofd en de schouders van de machinist kwamen net boven de waterspiegel uit. De open schuit met dreunende dieselmotor bleek een ‘maaiboot’ van het waterschap. De piloot, tevens enige opvarende kwam door de wind bijeengedreven plantaardig afval aan het einde van de haven opruimen, zei hij tijdens zijn koffiepauze. Met een hydraulisch duw- en hefframe tilde hij flinke hoeveelheden dode takken, boomstronken en riet op de kade. Een vrachtauto transporteerde het afval verder. Nieuwsgierig geworden naar maaiboten (vroeger: rietsnijders) stuitten wij ook op een ‘veilig werken’ instructiefilmpje voor het bedienende personeel. Want bij het graaimaaien te water komt heel wat kijken. Zo horen zich aan boord van maaiboten een brandblusser, een verbandtrommel en een zwemvest te bevinden. De machinisten dragen altijd veiligheidsschoenen, snijvaste handschoenen en gehoorbeschermers. De bediening van het stuurwiel, van de 48 PK motor, en van de hydraulische maaiarmen, rietschuivers en andere opzetframes mag alleen plaatsvinden vanuit de machinistenstoel. Voorts is het opletten geblazen voor de hitte en de uitlaatgassen van de motoren van de maaivaartuigen. En niet in de laatste plaats: bij storm, hevige golfslag en/of onweer met kans op blikseminslag dienen de schuiten te worden afgemeerd of op het droge te worden gehesen. Dit ziende steeg de watermaaier in onze haven in achting. Hij en zijn collega’s zijn pure vaklieden. Vanwege hun niet geheel risicoloze reinigingswerk behoren zij wat ons betreft voortaan tot de categorie Nederlanders die hun kop c.q. hoofd boven de maaispiegel of een equivalent van die strekking mogen uitsteken.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

5 april 2012

Met de hand aan de kraan


Het was de grootste demonstratie ooit in Nederland: ruim 400.000 betogers verzamelden zich op 21 november 1981 op het Museumplein in Amsterdam en liepen daarna een vreedzame tocht door het centrum van de hoofdstad. Cartoonist Opland, pseudoniem van Rob Wout, tekende de ‘Geen nieuwe kernwapens in Europa’ affiche waarmee de bevolking werd opgeroepen aan de demonstratie deel te nemen. De poster toonde een tegen een bom schoppende vrouw. In onze studio hangen twee originele tekeningen van Opland. De ingelijste prenten waren een persoonlijk geschenk van de cartoonist aan een onzer vaders tijdens diens afscheid als ‘chef nacht’ bij de landelijke krant waarvoor ook Rob Wout langdurig werkte. De mooiste spotprent van Opland stamt wat ons betreft uit begin jaren zestig. De aanleiding voor deze tekening was de vondst in 1959 van de ‘aardgasbel’ onder het weiland van bietenboer Kees Boon bij het Groningse Slochteren. Opland maakte er een tweeluik van. Links zag je een kluwen aan fabrieken, leidingen en rokende schoorstenen. Die stonden symbool voor de complexe manier waarop het tot dan toe gebruikelijke, aan steenkool onttrokken ‘stadsgas’ tot ons kwam. De rechter helft van de cartoon was vrijwel leeg. Opland toonde slechts een ondergrondse leiding met daarboven een mannetje met de hand aan de gaskraan en een kassa. De boodschap was duidelijk. De tekenaar hekelde het politieke besluit om aan het ‘eenvoudig’ winbare aardgas een even hoog prijskaartje te hangen als aan het ‘moeilijk’ te produceren stadsgas. We zijn nu tientallen jaren verder. In onze omgeving wordt uit kleinere velden dan bij Slochteren intussen ook aardgas gewonnen. Je herkent de boorputten aan de bovengrondse installaties en de van ver zichtbare affakkelpijpen. Via omwegen komt dit ‘gas uit eigen bodem’ ook in ons huis terecht. Maar net als aan het begin van de jaren zestig betalen wij en alle andere Nederlanders nog steeds het volle pond voor de nationale brandstof. We dromen er daarom wel eens van om het aardgas onder ons stiekem zelf te exploiteren. Volstaan kan worden met een drie tot vier kilometer diepe buis en een eigenhandig bediende gaskraan. Leefde Opland nog dan vroegen we hem om het rechterdeel van zijn tweeluik te hertekenen. Veel moeite kost dat niet. Hij hoeft begrijpelijkerwijs alleen maar de kassa te verwijderen.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

1 april 2012

Voor de deur


Voor een nieuwe voordeur met een beetje kwaliteit betaal je tegenwoordig al gauw 2000 euro. Dat geld besparen we liever. Daarom hebben wij het niet zo op mensen die de deur plat lopen of op bezoek dat met de deur in huis valt. Om die reden ook besloten wij niet deel te nemen aan de gisteren gehouden landelijke NVM Open Huizen Dag. Je weet maar nooit wie er voor je deur staat. Later hadden we toch spijt van dit besluit. Maar toen was het te laat. Opname van ons huis in advertenties over de Open Huizen Dag bleek niet meer mogelijk. Dat er toch een open huis poster achter ons raam hing is het gevolg van puur toeval. Wat was het geval? Het Dagblad van het Noorden vroeg of zij in haar open huizen special Wonen&Co aandacht aan ons ‘opmerkelijke’ huis mocht besteden. We gingen akkoord. Het resultaat was één pagina waarin ons huis en wijzelf in tekst en beeld werden geportretteerd. Dan moesten we tussen elf uur ’s morgen en drie uur ’s middags ook maar meedoen aan de Open Huizen Dag, stelden we in overleg met de makelaar vast. Hij leverde bereidwillig alsnog een raamposter en brochures om mee te geven aan belangstellenden. Gegeven de krantenpublicatie met een hausse aan pageviews op Funda.nl tot gevolg, waren we vol verwachting over de aanloop. Helaas. Slechts één bezoeker meldde zich. Maar wat voor een bezoeker. Een (publieke) figuur uit het westen. Wat komt u hier doen, vroeg de mannelijke helft van ons want hij kende de hoofdstedelijke huizenzoeker. Hij had de politicus enige jaren gelden geïnterviewd over het onderwerp krimp in Noord-Nederland. Tijdens het gesprek had hij de elegante gezagsdrager ook persoonlijk leren kennen. Zo hield de bestuurder van mopshonden. En in zijn schaarse vrije tijd speelde hij saxofoon. Hij zocht thans een tweede huis op het Hogeland, vertelde hij gisteren. Hoewel niet naast de deur hield hij van de rust en de ruimte in de streek. En de sociale cohesie in de Noord-Groninger dorpen sprak hem aan. Onlangs nog had hij een boek over dit thema mogen ontvangen. Zijn ‘strikt privé’ bezoek dankten we aan de publicatie in het Dagblad van het Noorden die hij onderweg naar Groningen had gekocht. Dát huis wil ik zien, besloot onze gast na lezing van het artikel. Gecharmeerd van de woning met een studio aan een haventje (‘precies wat ik zoek’) stapte hij een uur later weer in zijn dienstauto. Onze Open Deuren Dag was aldus kwantitatief geen succes maar kwalitatief kon hij niet meer stuk. Een voorname gast die óns huis koopt. Stel je voor. Het klinkt te mooi om waar te zijn! Na gisteren weten we één ding wel zeker: de verkoop van onze woning staat waarachtig voor de deur.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

28 maart 2012

ShowerPower


Ruim de helft van de Nederlanders zingt onder de douche, zeggen onderzoeken. De vraag naar het waarom van deze drang wordt onder andere beantwoord op de even curieuze als veelzijdige website Goeievraag.nl. ‘Omdat niemand mij dan kan horen’ en ‘onder de douche ben je zo ontspannen dat je vanzelf gaat zingen’ zijn slechts twee van de vele reacties die de vraag uitlokte. Wat Nederlanders in hun natte cellen ten gehore brengen is eveneens onderzocht. De stemming is bepalend. Zijn we blij dan zingen we vrolijke nummers van Frans Bauer of Jan Smit. Zijn we humeurig of boos dan staat de badkamerklassieker ‘Krijg toch allemaal de klere’ uit de musical Ciske de Rat hoog genoteerd. Werk van André Hazes is favoriet bij eenzame en/of verliefde douchers. Wij behoren, als het op douchen aankomt, tot de zwijgende minderheid. Ons hoor je niet veel in onze ruime en ingetogen badkamer naast de keuken op de begane grond. Slechts een van ons neuriet (bromt) er zo nu en dan hardop. Joost mag weten waarom maar zijn repertoire tijdens de 5 á 10 minuten dat hij het warme stortwater weldadig over zich heen laat stromen, omvat doorgaans slechts twee nummers: Don´t cry for me Argentina uit de musical Evita en het Slavenkoor uit de opera Nabucco van Verdi. Zijn voorkeur voor deze meezingers heeft ongetwijfeld te maken met akoestiek. Op Goeievraag.nl werd ook al verwezen naar de echo c.q. nagalm in badkamers. Ruim 90 procent van het geluid wordt er door tegels en andere harde materialen teruggekaatst. Badkamers klinken per definitie hol. Geluidkundig gezien zijn het de beroerdste ruimten die je maar kunt bedenken maar ze zijn wel uitermate geschikt voor de naakte one man shows van zelfs de meest ongetalenteerde zangers met de akeligste stembanden. In de beslotenheid van hun Singing in the rain doucheruimten kunnen zij ongestraft uit hun dak gaan. Zo ook in onze natte cel (wat een koude douche die term) met ligbad, douche, mengkraan, tijdgelimiteerde elektrische dampafzuiger, centrale verwarming, handdoekenrekken, spiegel en andere voorzieningen. Wij kunnen u verzekeren: de akoestische showerpower van onze badkamer is onovertroffen. Nat-achter-de-oren-zangers komen er ruimschoots aan hun trekken.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

20 maart 2012

Naar de knoppen

Het was in 1712 Pierre Bailly de Montaran, abt van een klooster in Dijon, die als eerste de Ribes Nigrum beschreef als basis voor een ‘levensverlengend elixer’ tegen alle mogelijke kwalen. De Zwarte Bes, zoals de struik hier te lande heet, zou helpen tegen jicht en reuma, tegen astma en chronische bronchitis, en tegen prostaat-, blaas- en andere ontstekingen. Tegenwoordig wordt tevens aangenomen dat bepaalde stoffen in de plant cholesterolverlagend werken en vergeetachtigheid (Ziekte van Alzheimer) vertragen. Het zijn niet zozeer de vitamine C rijke bessen zelf die heilzaam werken als wel de bladeren en vooral de knoppen van de Ribes Nigrum. Wij beschikken in onze moestuin over drie zwarte bessen struiken. Ware lentebodes zijn het. Half maart al ontloken ze dit jaar. Geen boom of struik die eerder blad toont dan de Ribes Nigrum. Tot voor kort hadden wij geen benul van haar geneeskrachtige werking, laat staan dat we ooit van Bailly de Montaran hadden gehoord. Wij concentreerden ons uitsluitend op de oogst eind juni, begin juli van de vruchten om er tongstrelende jam van te maken. Ook kaneelijs overgoten met zwarte bessen saus is een delicatesse om je vingers bij af te likken. Waar wij de zelfbestuivende zwarte bessen in onze tuin ook niet voor gebruiken is het zelf vervaardigen van Cassis (frisdrank) of Crème de Cassis (likeur). Francofielen weten dat Dijon niet alleen bekend is om haar mosterd maar ook om haar Crème de Cassis. Niet voor niets heette het centrum van de Bourgogne al ten tijde van De Montaran de ‘stad der zwarte bessen.’ We maken kortom (te) beperkt gebruik van alle mogelijkheden die de zwarte bessen struiken achter het huis bieden. Maar we koesteren de planten wel. Liefdevol gesnoeid komen ze elk jaar tot volle wasdom. Wat er in onze tuin aan vaste planten ook naar de knoppen gaat, niet de zwarte bes. Deze beknopte boodschap lijkt ons van belang voor de mensen die overwegen om dit voorjaar onze bessenstruiken (en ons huis) kopen. Een bekend literair versje luidt intussen: Gaat de winter naar de knoppen, dan is de lente niet meer te stoppen. Het zit er dik in dat de Ribes Nigrum de (anonieme) bedenker van deze dichtregel heeft geïnspireerd.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

17 maart 2012

Leidmotief

Van alle gereedschappen in en rondom ons huis en onze tuin hanteren wij het liefst de ‘papegaaienbek.’ Het even simpele als doelmatige instrument is met zijn schokdempende en dus de polsen sparende soft grip handgrepen, en met zijn uitschuifbare handvatten een onmisbaar attribuut. Een speciale beveiliging voorkomt bovendien dat de lagerschroef ongewild losraakt. Kenners weten waar we het over hebben. De papegaaienbek is een lichte kunststof snoeischaar voor dikke (maximaal 4 centimeter) takken. Een dezer weken hebben we het Made in Germany werktuig weer uit het vet gehaald om als gebruikelijk aan het eind van de winter de bescheiden leilinde (drie stammen met ieder acht verticaal geleide hoofdtakken) voor ons huis te kortwieken. Een karwei dat mede dankzij die Duitse ‘snoeisnavel’ inclusief het opruimen van het afval nog geen drie uur in beslag neemt. Peanuts kortom. Zeker als de zon schijnt en de vorst, zoals voorgeschreven bij het trimmen van linden, uit de lucht is. De trouwe lezers van deze blog mogen best weten dat de leilinde in het begin van ons verblijf in Molenrij tot lichte tweespalt leidde. Waar de een wees op het fraaie, oer-Hollandse karakter van de leilinde en de volstrekt ongevaarlijke door bladluizen veroorzaakte honingdauw in het gebladerte zo nu en dan voor lief nam, vreesde de ander gedurende het bladseizoen een mogelijk verlies aan zonlicht. Haar ontging sowieso het nut van een op het oosten gerichte ‘haag op poten.’ Leilinden horen voor zuidgevels staan, luidde (terecht) haar redenering. Het oorspronkelijke doel van de gecoupeerde vegetatie was per slot van rekening om ’s zomers koelte in boerderijen en landhuizen te brengen. Tot een echtelijke halszaak heeft de kwestie gelukkig nooit geleid. Man en vrouw hebben er vrede mee, ook al omdat het uitzicht vanuit de woning nergens in het geding is. Als dit alles ook het lei(d)motief is van de volgende bewoners dan zijn de nog relatief jonge lindebomen voor het adres Haven 12 een lang leven beschoren. Experts hanteren immers als leidraad dat linden eeuwen oud kunnen worden mits niet wordt gesnoeid op een papegaaienbek meer of minder.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

13 maart 2012

FundaFantasie


Bron grafiek: www.floris.nu/funda
De Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) en de Nederlandse Mededinging Autoriteit (NMA) twisten over de ruim 10 jaar bestaande woningsite Funda, lazen we dezer dagen in de media. De NMA verwijt de NVM onredelijke concurrentie. Niet NVM-makelaars zijn op Funda duurder uit dan de makelaars uit eigen kring. En huizenverkopers zonder makelaar komen op de woningsite helemaal niet aan de bak. Conclusie: de NVM dient Funda ‘op afstand’ te zetten. De NVM reageerde furieus. De vereniging piekert er niet over om de overigens sanctieloze aanbeveling van de monopoliepolitie op te volgen. De NVM heeft het gevoel ‘te worden afgestraft’ voor het succes van Funda: ‘Wij hebben destijds het risico genomen, de investeringen gedaan en de website continu verbeterd (…) de woningmarkt is door Funda veel transparanter geworden.’ Wij keken op van de berichtgeving. Wat moesten we hier nu mee? Ook ons huis staat te koop op Funda. Net als een kwart miljoen andere woningen. Maar bevoordeeld voelen we ons niet. Voor de vermelding van ons huis op Funda betalen wij via onze (NVM) makelaar immers flink. We besloten tot een eigen onderzoekje. Over succes heeft Funda inderdaad niet te klagen. De site bereikt maandelijks 13,5 procent van de Nederlandse bevolking (2,3 miljoen unieke bezoekers). Slechts woningsites in Australië, Luxemburg en België doen het beter. De financiële resultaten van Funda NV zijn navenant. In 2010 werd bij een omzet van 15,9 miljoen euro een brutowinst geboekt van 6,5 miljoen euro! De uitkomsten in de eerste helft van 2011 zijn nog beter. De omzet steeg in die periode ten opzichte van de eerste zes maanden in het jaar ervoor met 17 procent. De winststijging bedroeg zelfs 25 procent. Verklaringen voor de toenames worden niet gegeven maar je kunt er vergif op innemen dat de gunstige cijfers veel, zo niet alles te maken hebben met de huizencrisis. De grootaandeelhouders van Funda, zijnde NVM (75 procent eigenaar) en Wegener Media, boeren goed. Vandaar onze volgende fantasie: nu met Funda zo veel geld wordt verdiend aan het leed van de onverkoopbare woningen is een gebaar van goede wil naar al die huizenbezitters op zijn plaats. Stel maandelijks via loting één van alle aanbieders op Funda in staat om zijn/haar huis 50.000 euro in prijs te verlagen zonder dat de verkoper erbij inschiet. Slaagt de verkoop, dan neemt Funda die halve ton voor haar rekening. Op jaarbasis kost deze publieksactie weliswaar zes ton maar een beetje goodwill kan Funda onderhand wel gebuiken. Zelfs de waakhonden van de NMA zullen gecharmeerd zijn.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

Klik hier als je wilt reageren.

10 maart 2012

Founding fathers


Niet omdat wij met gniffelend genoegen de romancyclus Het Bureau van J.J. Voskuil lazen maar vanwege onze belangstelling voor de Nederlandse taal en cultuur in het algemeen komen we met enige regelmaat terecht op de website van het Meertens Instituut in Amsterdam. U weet: Voskuil baseerde de serie boeken op zijn loopbaan bij deze wetenschappelijke instelling. Een van de aardigste bezigheden van het instituut is de Nederlandse Voornamenbank met 500.000 unieke persoonsaanduidingen. Laatst zochten en vonden we er de oorspronkelijk Groningse naam Taco, een koosnaam-afleiding van het oud-Germaanse Tait (volk). Wat bleek? Van alle circa 1350 Taco’s in Nederland (stand 2010) woont er niet één in onze gemeente. We zijn geschokt. Want was eind 12e eeuw juist niet ene Taco de Founding father van twee kloosters waaraan ons buurdorp Kloosterburen (vroeger: Oldeclooster) en het aan de andere kant van Molenrij gelegen buurtschap Nijenklooster hun namen danken? Het enige wat aan Taco herinnert is de naam van een straatje in het nog steeds als ‘katholieke enclave’ te boek staande Kloosterburen. Verder niets: geen naamgenoten, geen standbeeld, geen plaquette, geen Taco-vereniging, helemaal niets. Begrijpelijk is dat gebrek aan postume eerbied wel. Er is immers weinig bekend over Taco. Uit historische bronnen blijkt slechts dat hij een welsprekende lekenbroeder was die zich samen met zijn (half)broers Alard, Meinold en Ekard rond 1175 afscheidde van een klooster in Friesland. Onduidelijk is of Taco daar met ruzie vertrok of dat dit klooster, mede door zijn charisma, te vol was geraakt. Hoe dan ook: Taco stichtte korte tijd later een dubbelklooster (mannen en vrouwen) op de plek van het huidige Kloosterburen. Aan dit dubbelleven kwam rond 1204 een einde met de stichting van een tweede klooster. De mannenbroeders woonde voortaan in Oldeclooster, de zusters in Nijenclooster. Of andersom. De bronnen spreken elkaar op dit punt tegen. Beide oorspronkelijke kloosters, niet meer dan religieuze boerengemeenschappen in feite, bestaan niet meer. Eeuwen geleden verdwenen zij van de aardbodem. Maar dat wil niet zeggen dat we Taco niet blijvend zouden moeten gedenken als dé beminde stichter van de samenleving hier. Trouwens, nu we toch aan het terugblikken zijn: wie was eigenlijk de founding father van het pas veel later ontstane dorp Molenrij? Een standbeeld aan de kop van de haven is het minste dat we deze historische figuur verschuldigd zijn.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

6 maart 2012

Scheidkunde

Vroeger was het vanzelfsprekend, schreef een krant eens: winter voorbij, kachel uit en poetsen maar. Het voorjaarszonnetje leidde in veel huishoudens tot de grote schoonmaak. Met het oog op de verkoop van ons huis en onze verhuizing zijn wij midden in de winter al met deze operatie begonnen. Dat wil zeggen: we ontdoen onze woning, studio en schuur van spullen waar we niet naar omkijken. Kleding en andere goed dat nog geld oplevert, verkopen we via internet. Oud hout verstoken we in de kachel. Ter ziele apparatuur, oud ijzer en plastic voorwerpen brengen we naar de lokale of regionale milieustraat. Onlangs was het de beurt aan het klein chemisch afval (KCA). Elke donderdag is een chemokar in de buurt. Op vaste ‘haltes’ wordt KCA ingezameld. Wij met een doos vol flacons en blikken met chemische inhoud naar het dichtstbijzijnde inzamelpunt. Twee ‘scheidkundigen’ in oranje pakken verwelkomden ons. Hoe moet je de bemanning van een chemokar anders noemen - ze scheiden immers scheikundig afval? KCA-ers? Chemogasten? Dan klinkt chemogabbers beter. Niet dat beide mannen stijf stonden van de spierversterkende middelen maar ze gedroegen zich als gabbers. In een kameraadschappelijke sfeer aanvaardden zij zonder morren ons zorgvuldig geselecteerde afval. ‘Geef alles maar,’ stelde de oudste scheidkundige ons direct gerust: ‘Het verhaal achter al die vloeistoffen, batterijen en gloeilampen interesseert ons minder.’ Senior oefende zijn vak al zeventien jaar met plezier uit, zei hij. Bij ons vertrek overhandigde hij nog een voorbedrukt a-viertje over de chemokar. Wat bleek? Door ons nog gevaarlijk geachte stoffen als nagellak, inkt, lijm, vlekkenwater, aceton, smeervet en plamuur zijn ‘geen KCA meer’ en hoeven dus ‘niet meer apart ingeleverd te worden.’ Bij thuiskomst realiseerden wij ons de portee van deze boodschap. Het zal toch niet zo zijn, bedachten wij, dat deze stoffen voortaan in de reguliere vuilnisbak gedumpt mogen worden of doorgespoeld in het toilet. Volgende maand nog maar eens vragen. Dan zoeken we de chemogabbers als het even kan weer op. Een vervolglesje scheidkunde is nooit weg. 

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.

4 maart 2012

Boven Jan

Welke voornaam geeft de grootste kans op een notering in de Quote 500, de lijst van de rijkste Nederlanders? De samenstellers van het klassement gingen het vorig jaar na. Wat bleek? Modernistische namen zijn aan echte rijken niet besteed. De voornamen top-5 in de Quote 500 omvat louter 'lekker gezellige oud-Hollandse namen' als Henk, Joop, Hans en Kees. De meest geziene voornaam in het rijkenregister is Jan (27x). Kanttekening daarbij van Quote: 'Geen enkele Jan behoort echter tot de "negennullenclub" wat de uitdrukking "Jan Modaal" ook in de rijkenlijst waarheid maakt.' Jan Modaal. Jan-met-de-pet. Jan Boezeroen. Jan Rap. Jan Doedel. Jannenman. Het zijn allemaal nul komma nul namen waaronder de 'gewone' man in de straat vanouds bekend staat. Jan Splinter (u weet wel, die van de winter) is er nog zo een. Wij noemen de studio annex atelier bij ons huis wel eens 'splinteroord.' Het woord atelier is namelijk afgeleid van het oud-Franse astelier (timmerwerkplaats) en astelle (splinter of spaander). Broedplaats is echter een betere omschrijving voor de ruime, hoge en daglichtrijke ruimte in een kunst- en cultuurrijke omgeving bovendien (Kunst aan Huis atelierroute Lauwersland, Nacht van ElectraRoute 99, Marnecultuur). Want in alle rust denken, scheppen en werken kún je bij ons aan de Haven in Molenrij. Vorige bewoners gebruikten het direct aan de tuin grenzende 'zaaltje' onder meer als schildersatelier en yogastudio. Wij gebruiken de studio (40 vierkante meter) als geestverruimend kantoor én om te schrijven. Een drietal boeken en vele andere publicaties en initiatieven kwamen er tot stand. Het ook los van de woning toegankelijke gebouwtje is kortom een prima locatie voor (beeldend) kunstenaars, auteurs of mensen die op andere wijze creatief actief zijn. 'Hier zou ik ook wel willen werken,' horen we bezoekers vaak zeggen. Het pand is evenzeer geschikt om bij het woonhuis te betrekken maar als verkopers dagdromen we graag dat de volgende bewoner een beroemde kunstenaar is of wordt met het atelier als voornaamste visitekaartje. Broedplaats, splinteroord, studio, atelier Molenrij of Safe Haven desnoods: je voelt je hoe dan ook snel rijk in het lokaal. Je bent er - quote unquote - zo boven Jan.

Jelle Leenes is schrijver, journalist en publicist.